De Muze van Madelief (kort verhaal)
Vanaf de eerste keer dat Madelief haar hoofdje boven de grond stak, werd ze overweldigd door alle kleuren en geuren die haar omringden. Ze keek haar ogen uit, vol bewondering voor de prachtige bloemen die hoog boven haar uittorenden. Ze hadden de vreemdste namen: die van het boerenwormkruid deed haar griezelen, maar ze genoot van zijn gele bolletjes die vrolijk wuifden in de wind, omringd door vliegjes en bijtjes. Andere schoonheden droegen namen die hen meer eer aandeden, zoals de oosterse morgenster, die straalde als de zon, of het duizendblad, al was duizendbloem een toepasselijker naam geweest. Madelief had zelfs oog voor de schoonheid van de ruwe akkerdistel, een ruwe bolster, blanke pit type met prachtige, paarse bloemenhoofdjes aan de uiteinden van zijn stekelige stengels.